ACK VAN ROOYEN - 90

Artiest info
Website
facebook

Label : Delta Music

Na Martial Solal en Dino Piana gaat ook deze recensie over een negentig jarige jazz muzikant, ditmaal betreft het de nestor van de Nederlandse jazz, Ack van Rooyen, fenomeen op de fluegelhorn, zijn album is duidelijk vernoemd naar zijn leeftijd “90”. Net zo min als bij de eerder vernoemde muzikanten is dat in generlei wijze te horen in zijn muzikale prestaties, integendeel, het geluid van Ack is zoals altijd vol souplesse en heel uitdrukkingsvol. Een fenomeen deze aimabele man, altijd te herkennen aan zijn typerende warme geluid met een vleugje melancholie, min of meer te vergelijken met iemand als Toots Thielemans of Chet Baker, een onmiddellijk herkenbaar geluid. Bij Ack is zijn geluid op een gelijkaardige manier herkenbaar als het geluid van iemands stem, heel persoonlijk en eigen.

In 1946 leerde Ack de bebop kennen toen hij en zijn broer Jerry (trompettist) optraden voor Amerikaanse soldaten in Indonesië, die lieten hen luisteren naar hun “V-dics” die vanuit de V.S. werden opgestuurd als morele steun. Hierop waren natuurlijk de eerste bop geluiden te horen. In 1947 reisden Ack en Jerry naar New York en zagen optredens van J.J. Johnson, Stan Getz, Fats Navarro en Erroll Garner in de club Three Deuces. Terug in Nederland en samen met pianist Rob Pronk vormden ze het ensemble Rob’s Boptet en speelden uiteraard bebop. Van 1957 tot 1960 speelde Ack bij het orkest van zanger/trompettist Aimé Barelli in Parijs. “We hadden een geweldige tijd, zo romantisch, het was een droom om daar te leven ! We hadden weinig geld maar wat kun je meer vragen met Bud Powell en Kenny Clarke die op dezelfde verdieping wonen en al die Amerikaanse artiesten in de clubs. In de winter traden we op in Parijs en in de zomer in Monte Carlo. Wij hadden een super tijd”. (Ack). Op een zomeravond in 1960 in Monte Carlo kwam er iemand uit Berlijn op hem af en bood hem een vast contract aan om in de band van de Sender Freies Berlin te spelen. Hij zegt natuurlijk ja en vertrekt naar Berlijn, midden jaren ’60 volgt broer Jerry hem. In 1967 vertrekt hij naar Stuttgart waar hij naast zijn job in het dansorkest van de SDR de vrijheid krijgt voor eigen projecten. Zo speelt hij met Wolfgang Dauner’s United Jazz + Rock Ensemble, de platen worden op een eigen label van de muzikanten Mood Records uitgebracht, hiermee waren ze hun tijd ver vooruit. In 1980 keert hij terug naar Nederland, hij heeft zijn eigen groepen met o.a. saxofonist Ferdinand Povel of als duo met pianist Jörg Reiter en ook in big bands als The Skymasters en het Metropool Orkest. De contacten van Ack met de Duitse jazz scene zijn nooit afgebroken, vooral met saxofonist Paul Heller werkt hij sinds de jaren ’90 vaak samen, zo ook op dit album.

De bezetting op dit album is fifty-fifty Duits-Nederlands, naast Paul Heller op tenorsax horen we zijn broer Ingmar Heller op contrabas en Hubert Nuss op piano, de Nederlanders zijn Peter Tiehuis op gitaar, Hans Dekker op slagwerk en Ack van Rooyen op fluegelhorn. De repertoire keus komt van Ack en Paul die deze keer ook fungeert als arrangeur en producer, de composities hebben ze samen vaak gespeeld, “Canter No. 1” werd geschreven door trompettist Kenny Wheeler, het is een eerbetoon van Ack aan zijn overleden vriend en ex collega uit het United + Rock Ensemble. “D’r Lange Jan” is een oud lied over de lange Jan, een 135 meter hoge schoorsteen van een kolenmijn, herkennings¬teken van de vroegere mijnstad Heerlen. Het heeft een Caraïbische sfeer, gearrangeerd door de Nederlandse trompettist Marc Huynen met wie Ack vaak heeft gespeeld. Michel Legrand, die een vriend van Jerry van Rooyen was, schreef “Papa, can you hear me” voor de film Yentl met Barbara Streisand. “Brush it up” en “The Hague Shuffle” zijn geschreven door Paul Heller (Ack is geboren en woont nog in Den Haag). “Pra Dizer Adeus” van Edu Lobos was een stuk dat vaak werd gespeeld door Rhythm Combination & Brass waarbij Ack de hoofdrol speelde. “The things we did last summer” was de allereerste plaat opname van Ack in 1953 met het Boyd Bachmann Orkest. “En yndig og frydefuld sommertid” is Ack’s eerbetoon aan de Deense topbassist Niels-Henning Ørsted Pedersen met hem heeft Ack vaak gespeeld, het is een Deens volkslied. Afsluiter “All of a sudden my heart sings” werd geschreven door Jim Hall.

Geen standards dus, maar leuke en aparte stukken, Paul Heller kende ik al van eerdere samenwerkingen met Ack, een geweldige saxofonist met een mooie sound. Gitarist Peter Tiehuis is een onbeschreven blad voor mij, maar zijn spel bevalt me prima, helemaal in overeenstemming met het melodieuze groepsgeluid, de ritmesectie staat als een huis. In het gedragen “Pra dizer adeus” speelt Heller in het intro klarinet en basklarinet, heel fraai en helemaal in overeenstemming met de sfeer van dit nummer. Een nummer in de categorie kippenvel. Iets van de vitaliteit van het swingende “The Hague Shuffle” had FC Den Haag wel kunnen gebruiken om niet te degraderen, tof nummer. Al met al weer een prachtig album van Ack van Rooyen, ga ervan genieten!

Jan van Leersum.